Vrijdag 6 december 1991, de eenentwintigste vakantiedag.
Op deze vrijdagochtend werd ik weer, zoals uiteraard te verwachten was, uitermate vroeg gewekt door de immer aanwezige (en vooral  luidruchtige) kindertjes van de familie Buglass. Zou het komen omdat kleine kinderen elke avond zo vroeg naar bed gaan, dat ze daardoor in staat zijn om ’s morgens complete volksstammen van hun (welverdiende) rust te beroven? Ik wis het niet (nu nog steeds niet). Het gaf mij deze ochtend echter de gelegenheid om een wandeling naar Warkworth te maken om aldaar aangekomen Warkworth Castle te bekijken. Gisteravond had Tony mij al de suggestie gedaan dat het voor mij best wel een wandeling waard zou kunnen zijn om even naar Warkworth te gaan.

Warkworth Castle is een middeleeuwse kasteelruïne in de gelijknamige marktplaats Warkworth in het Engelse graafschap Northumberland. Stad en kasteel liggen aan de noordoostkust van Engeland in een lus aan het riviertje de Coquet, op ongeveer anderhalve kilometer afstand van de Noordzee.

Na een snel ontbijt samen met de (nog steeds luidruchtige) kindertjes werd ik door Tony via de garage uitgelaten. Tot mijn verbazing bleek deze predikant een enthousiast wijnmaker te zijn. Naar mijn weten waren er meer Engelse mannen dat, maar onder hen bevonden zich voor zover ik daar zicht op had betrekkelijk weinig (Methodisten)voorgangers. Latere navraag bij A.G. bevestigde mijn eerdere vermoedens, binnen de Methodistengemeenschap werd er wat spaarzaam met alcohol omgegaan. M’n pas gedane ontdekking overdenkend ging ik eerst maar eens op weg. Eerst maar even voor de alle zekerheid bij de caravan langs. Aangezien A.G. & Kate bij controle mijnerzijds nog in diepe rust bleken te zijn en m’n logeeradres zich een beetje aan de buitenkant van het dorp bevond had ik al snel het gevoel dat ik deze ochtend echt op m’n eentje op avontuur uit was. U kent dat gevoel vast wel; een beetje zo’n gevoel van Kuifje in Amerika te zijn…

Als een kat in een vreemd pakhuis. Oftewel, als Kuifje in Amerika dus… Zo voelde ik me dus.

Het had de voorgaande nacht voor het eerst deze winter een klein beetje gevroren. Dankzij een wat dun en waterig zonnetje leek het weer eigenlijk beter als het in werkelijkheid was, maar voor mij was het uitstekend wandelweer. Wat wilde ik, als ik deze kans niet zou benutten kreeg ik er later waarschijnlijk spijt van. Ik had bovendien geen enkele keuze; terug naar Tony en Margy Buglass ging niet omdat ze me vriendelijk doch dringend verzocht hadden op tijd het pand te verlaten, dit vanwege een al eerder gepland bezoek aan de schoonouders van Tony. Nu naar de caravan van A.G. & Kate gaan heeft op dit vroege uur absoluut geen zin omdat ze vrijwel zeker nog liggen te slapen. Er op uit dus maar…

Three miles south of Alnmouth, within a short distance of the sea, stands Warkworth. Its Hermitage is far famed and equally so is its Castle. We enter it from the north by the well-known fourteenth-century bridge over the river which almost encircles the little town. At the southern extremity are the remains of a tower where gates had guarded the bridge. Passing over, on the left is the church, and we come to the ancient village cross, round which in the Middle Ages great markets were held. Facing us is the wide main street with its high irregular pavements climbing up to the proud ruins of the castle which crown the height. The village is thus hidden, and only the intimidating tower of the castle surveys the immediate surrounding country. Bron: Highways and Byways in Northumbria; P. Anderson-Graham (1920).

De wandeling voerde me langs de Coquet, het riviertje waaraan zowel Amble als Warkworth liggen, ondertussen wel bekend vanuit de vorige aflevering van dit verhaal. Warkworth, evenals Amble ook een oud grensstadje, ligt in een prachtige bocht van de rivier; een meander heet dit volgens mij…

De Coquet is een rustig riviertje waarin de effecten van eb en vloed duidelijk merkbaar zijn. Bij vloed ziet het eruit als een echte rivier; bij eb is het een grote en vooral erg lange modderpoel met een klein onaanzienlijk stroompje ongeveer in het midden. Rivieren als deze hebben echter de neiging, door de werking van eb en vloed, extreem voedselrijk te zijn, ik had dus best een aardige wandeling deze ochtend vanwege de diverse vogels die zich aan al de aanwezige lekkernijen tegoed deden.

Ik schatte dat Warkworth ongeveer een kilometer of drie van de kust af lag, de wandeling vanaf Amble nam iets meer dan een uur in beslag. Af en toe moest ik even stoppen om de omgeving op me in te laten werken. Vlak voordat ik in Warkworth aankwam zie ik de restanten van het kasteel groots en indrukwekkend aan de rechterkant van de weg staan.

Warkworth town displays the essential characteristics of this border kingdom: a defensive position; a river; a castle an a quiet elegance largely unravaged by English commercialism. This is a town to enjoy in any season – when the sun sinks behind blackened skeletons of trees beneath an apricot-colored sky, or when balmy breezes shake the leaves above your rowing boat on a summer day. Bron: Warkworth; Ian Smith (1990).

Zoals het kaartje al laat zien stelde Warkworth als plaats eigenlijk niet zo gek veel voor. In principe telde het dorp maar een stuk of drie straten, maar dit maakte het beslist niet minder schilderachtig en interessant voor de aandachtige wandelaar (en lezer van allerlei soorten boeken en boekjes over Engeland)…

Warkworth (Castle) is another very splendid example of a Border fortress. It was built originally by Henry, son of King David I of Scotland, and that should be not too surprising for many Scots kings held land in England. Henry was made Earl of Northumberland in 1139, but dispossessed in 1157 when Henry II gave the castle to Roger de Stuteville, whose family built much of the present castle before it passed to the Percys in the 14-th century. Much still remains. The Grey Mare’s Tail is a fine tower, pierced by crossbow loopholes, The Lion’s Tower still guards the entrance, and the Keep has been transformed into a house, although it is still reminiscent of the Middle Ages. A tour of the castle can be taken in the guardroom, the pantry, and in The Great Hall which Shakespeare featured as the home of Henry Hotspur in Henry IV: part I (‘this worm-eaten hold of ragged stone’); visitors can also see the castle chapel which looks out across the tumbled waters of the North Sea towards Coquet Island. Bron: Journey through Britain and Ireland; a pictorial guide to the countries and their heritage (1991).

Allereerst was het tijd voor een lekker kopje koffie. Nu was koffie niet zo’n groot probleem in Engeland, maar echt lekkere koffie was een hoofdstuk apart. Vaak kreeg je de een of andere vorm van instantkoffie, slechts zelden was het koffie die zich kan meten aan de kwaliteit zoals die we hier in Nederland gewend waren. Zelfs op dit vroege uur was er al een ‘guesthouse’ open.

Ik wilde eerst koffie; daarna een wandeling door het dorp, waarbij er speciale aandacht aan de boekenwinkeltjes gegeven zou gaan worden (A.G. was er nu niet bij en dat moet toch gecompenseerd worden). Als laatste heb ik mezelf op de terugweg naar Amble een bezichtiging van de ruïnes het kasteel beloofd. Maar nu eerst koffie! Voor mijn kopje koffie koos ik ‘The Mason’s Arms’ uit. Ik kreeg hier een heerlijk bakje ‘Rombout coffee’, koffie zoals we het thuis gewend waren. Dat deze gelegenheid over het marktplein (met een ‘market cross’ uit 1830) uitkeek zal u niet verwonderen. Dit kleine, eigenlijk een beetje onaanzienlijk dorpje heeft nota bene 5 ‘inns’. Uitgerekend het café waar ik deze ochtend m’n koffie dronk is degene met de meest interessante voorgeschiedenis.

Right here, in 1714, James ‘the Pretender’ was proclaimed as King in England for the first time, at the start of the Jacobite rebellion. The army paused here on its way around Northumberland, recruiting for the Catholic cause, and joined here a party from Scotland. The vicar refused to conduct worship for them, and rode off to inform the authorities in Newcastle. Bron: Warkworth; Ian Smith (1990).

Of het door de indrukwekkende voorgeschiedenis (waar ik toen uiteraard niet van op de hoogte was) kwam weet ik niet, maar m’n koffie was zodanig ‘up to standard’ dat ik een ‘second helping’ bestelde en ook prompt kreeg. Terwijl ik zo wat zat te mijmeren en van m’n koffie en het meebestelde ontbijtje genoot kwam de eigenaar van de gelegenheid informeren of het mij aan het een of ’t ander ontbrak. Volgens mij had hij in de gaten dat er ’n vreemdeling in z’n ‘guesthouse’ zat en was hij gewoon om een praatje verlegen en ook een beetje nieuwsgierig.

The date and circumstances of the castle’s foundation remain unclear. There was probably a residence belonging to the Anglo-Saxon Earls of Northumbria at Warkworth before the Norman Conquest of 1066. Henry, son of David I, King of Scotland, has conventionally been credited with raising the motte and bailey (an artificial mound surrounded by a fortified enclosure) and the first stone buildings at Warkworth, after he became Earl of Northumberland in 1139. The first written record of Warkworth Castle, however, occurs in a charter of between 1157 and 1164, in which Henry II granted the castle and manor of Warkworth to Roger fitz Eustace. The castle may have been built in the 1150s to consolidate Henry II’s repossession of Northumberland in 1157, an action that led to the building of similar motte-and-bailey castles nearby, such as Harbottle. Alternatively, the charter may have simply dignified the ancient residence at the center of the manor of Warkworth with the title of a ‘castle’. Roger fitz Eustace’s son, Robert fitz Roger, was almost certainly responsible for the present castle at Warkworth between 1199 and 1214. Many features visible today can be associated with this period, including the gatehouse, Carrickfergus Tower, postern gate and east curtain wall, and possibly the spur walls rising up the motte. These last suggest that the present great tower replaced an earlier stone structure. From the late 13th century castles such as Warkworth began to play an increasingly important role in the long-running war between England and Scotland. As a result, royal funds were directed towards the construction and maintenance of private fortresses. In 1323 the king ordered the defenses of the castle to be prepared, and in 1327 it was besieged by the Scots. In 1332 the castle passed to Henry Percy, 2nd Lord Percy, who had been granted it by Edward III. At that time the Percy family was emerging as one of the most important in the north of England. The castle and barony of Alnwick remained the Percys’ chief holding in Northumberland throughout the Middle Ages, but Warkworth Castle was their favored residence until the 17th century. Neither the 2nd nor the 3rd Lord Percy appears to have undertaken much work to the castle, but Henry Percy (1341–1408), 1st Earl of Northumberland, transformed it. He was the first great landowner in the North to acquire a noble title, and he almost certainly celebrated this by building the great tower. It is also likely that he established the hermitage at Warkworth. The 1st Earl played an active role in deposing Richard II in 1399, but he and his eldest son, known as Harry Hotspur (1364–1403), soon quarreled with Henry IV, the king they had put on the throne in Richard’s place. Hotspur was killed at the Battle of Shrewsbury in 1403. After the earl joined an unsuccessful conspiracy in 1405, Henry IV marched north and laid siege to Warkworth with cannon, forcing its quick surrender. With the Percys disgraced, the family’s lands passed to the Crown. But Henry V restored the son of Harry Hotspur, another Henry Percy (1393–1455), to the family inheritance and earldom in 1416. The 2nd Earl is known to have undertaken building work at the castle, although it is not now clear what this was. In the Wars of the Roses the 2nd and 3rd Earls supported the Lancastrian cause of Henry VI but were killed at the Battles of St Albans (1455) and Towton (1461) respectively. Warkworth was then occupied as the Yorkist headquarters. From there the Earl of Warwick, leader of the Yorkist forces, supervised the sieges of Alnwick, Bamburgh and Dunstanburgh castles, which remained centers of Lancastrian resistance. In 1470–71 Edward IV restored the eldest son of the 3rd Earl to his inheritance and title. The heraldic decoration on the Lion Tower shows that after his marriage, in 1472, the 4th Earl, Henry (c 1449–1489), began the complete remodeling of the bailey. He also planned a new collegiate church in the castle, but this was abandoned after he was murdered in 1489. The 6th Earl, also Henry Percy (c 1502–1537), undertook several documented repairs, including the reconstruction of the wall between the gatehouse and the Montagu Tower in 1534, and the clearance of the incomplete church. As he had no heirs, the castle again passed to the Crown, but by 1550 it was described as rapidly falling into decay for want of basic maintenance. That decay was arrested when the 6th Earl’s nephew, Thomas Percy (c 1528–1572), was given control of the family estates and restored to the title in 1557. A survey of 1567 provides the most detailed account of the medieval buildings, and may have been carried out to help plan a substantial reordering of the castle. Before the work could be completed, the 7th Earl was involved in the unsuccessful Rising of the North (1569) that sought to re-establish Roman Catholicism in England. He was later executed in York, while Sir John Forster, Warden of the March (the border region between England and Scotland), took advantage of his office to pillage the castle. A survey and inventory conducted in 1574, after Elizabeth I had returned Warkworth to the Percys, shows that parts of the castle were by then ruinous. What repair was undertaken is not clear, but when the 9th Earl, Henry Percy (1564–1632), came into possession of Warkworth in 1585, some rooms were clearly habitable. The 9th Earl was later arrested and imprisoned owing to his links to one of the conspirators in the Gunpowder Plot of 1605. The castle was then leased to Sir Ralph Gray, who let the buildings deteriorate further. In 1648, during the Civil War, Parliamentarian forces installed a garrison, and when the soldiers withdrew they removed doors and iron so that the castle could not be held in war. Possibly they reduced the bailey to its present condition. In about 1752 the wall between the Montagu Tower and the gatehouse was demolished and the stone used to build cottages. But despite its ruinous state the castle, together with the hermitage, became an attraction for tourists. Interest increased with the publication of Bishop Percy’s popular poem, The Hermit of Warkworth (1771). The Percys began again to take an active interest in the property. The demolished castle wall was rebuilt, probably in the late 18th century, and clearance of the site began, with substantial excavations in the 1850s and 1890s. The 4th Duke of Northumberland, Algernon Percy (1792–1865), employed the renowned architect Anthony Salvin to restore the great tower. The intention was apparently to restore the whole tower, but the work done between 1853 and 1858 was limited. External stone was replaced where necessary, and two upper chambers, known as the Duke’s Rooms, were given new floors and roofs. The Duke’s Rooms were maintained for the use of the Duke and Duchess of Northumberland, who would bring guests from Alnwick Castle for picnics in the summer. In 1915 the castle was declared a scheduled ancient monument, and in 1922 was taken into state guardianship. The Duke’s Rooms, however, remained under the control of the Percy family until 1987. Bron: website van Enlidh Heritage.

Nadat ik m’n ontbijt en koffie op had ging ‘k echt op pad. Allereerst naar de boekenwinkel aan de overkant van de straat. Dit bleek toevallig ook de basis van de Sandhill Press, een klein lokaal uitgeverijtje. Qua boekenbestand viel de winkel me eigenlijk een beetje tegen, maar ze hadden een paar schitterende boekjes over Warkworth en Northumberland in eigen beheer uitgegeven. Ik kocht ze beide maar, je wist immers maar nooit wanneer je hier nog eens weer terug zou komen. Na de boekenwinkel volgde ik de straat tot aan de oude brug over de Coquet. Vanaf die brug had je een prachtig uitzicht over de rivier, zeker op deze mooie zonnige december ochtend was het de moeite waard. Ook hier stond ik een poosje stil te genieten om daarna maar door te lopen naar het kasteel. Als ik ook daar nog wat rond wilde neuzen werd het tijd om maar eens op weg te gaan want tegen de middag wilde ik weer terug bij de caravan zijn.

There had to be a castle at Warkworth. It is on the coastal road, with convenient harbor facilities, and there was that superb defensive position – the horseshoe loop of the river. A mound at the south-end closes the ring. The castle that you see is built up on the original mound (motte) and courtyard (bailey). The keep is positioned to give the best view up and down-river, and the main street of the town was built under its direct gaze, with the approach from the south-east curving round the bailey. The curtain walls that surround the bailey date in part from the twelfth century, and, oddly, do not enclose the whole of the original bailey. The castle was strengthened during the twelfth to fifteenth centuries, with further towers, living quarters, a new keep… It was a notable factor during the struggles between the English and the Scots. In 1332 the castle was granted by Edward III to Henry, second Lord Percy of Alnwick. Even now they maintain a presence in the keep. The Percy’s, including the famous Harry Hotspur who did not live to inherit the Earldom, were pivotal characters in the turbulent times at the start of the fifteenth century. The first Earl, and his son Hotspur, were largely responsible for settling Henry IV on England’s throne, and were instrumental in various attempts to unseat him! Thus Warkworth is the setting for three scene’s in William Shakespeare’s ‘Henry the Fourth, part one’. Considering that the Percy’s had made it both secure and remarkably comfortable, the reference to it as ‘that worm eaten hold of ragged stone’ was particularly inaccurate! The gatehouse is massively impressive. Built in the 13-th century, it is a superb piece of design and construction. Originally there was a drawbridge; you can see where it fitted up against the gate. Up above are large square holes where the timber galleries were fitted. From these archers, rock-throwers and oil-boilers could fire down on attackers. Even if the enemy passed the gate and portcullis they found out the hard way that there was a second gate, with plenty of nooks for well-protected defenders to add to their misery! The Lion Tower sports the remains of a splendid Percy Lion, and two coats of arms. Note the Percy crescent with the motto ‘Esperance’ around the lion’s neck. The tower forms an entrance to the Great Hall, the main domestic building. The Keep is a lovely piece of military architecture, combining strength and comfort for the occupants together with elegance of shape. From the keep you can revere the fine river views, looking downstream to Amble and Coquet Island, and up towards the Hermitage (not itself visible). There is a marvelous view over the town and its burgages. On the south side you look out over the bailey, the curtain walls and other towers, such as the Gray Mare’s Tower. Bron: Warkworth; Ian Smith (1990).

Het moge duidelijk zijn dat mijn bezoek aan het kasteel in Warkworth zeker een van de hoogtepunten was van de reis zoals ik die tot dusverre had meegemaakt. Vanaf het kasteel had je een schitterend uitzicht over de wijde omgeving, zeker op zo’n mooie ochtend als deze in de maand december. Iets verderop, op een van de oevers van de Coquet is Warkworth Hermitage te vinden; deze bijzondere plek is in beheer bij English Heritage en helaaas alleen in de zomer toegankelijk voor toeristische belangstellenden zoals ik…

O, wat had ik graag Warkworth Hermitage willen bezoeken en bekijken. Helaas was deze plek alleen in de zomer toegankelijk. Jammer voor iemand zoals ik die in de maand december langs komt. Deze foto vond ik op het Internet (‘k was er immers niet geweest)…
Warkworth Hermitage is a chapel and priest’s house built onto and within a cliff-face on the north bank of the River Coquet in Northumberland, England, close to Warkworth Castle and the village of Warkworth. The hermitage consists of an outer portion built of stone and an inner portion hewn from the sandstone cliff above the river. This inner part comprises a chapel and a smaller chamber, each having an altar. There is an altar-tomb with a female effigy in the chapel. From the window between the inner chamber and the chapel, and from other details, the date of the work is placed in the latter part of the fourteenth century, the characteristics being late Decorated. The traditional story of the origin of the hermitage, attributing it to one of the Bertrams of Bothal Castle in this county, is told in Bishop Percy’s 1771 ballad The Hermit of Warkworth. The ballad is fiction as the chapel was built as a chantry and occupied by a series of clergy from 1489 to 1536; since that time it has remained as it is today. The carving in the window is a nativity scene; the female is Mary with the newborn child at her breast. The item at her feet is the head of a bull, and the figure at her shoulder is an angel. Warkworth Hermitage is in the care of English Heritage, who provide its only public access, a ferry boat from the riverside path below the castle. The ferry point is about ½ mile (0.8 km) upstream from the castle. The hermitage, which English Heritage manages together with the castle, is open to the public during the summer season.

Hier en daar op de oevers van de Coquet was zelfs nog een schaapskudde te zien. Natuurlijk moest je een toegangskaartje kopen bij de stand van English Heritage (een soort Monumentenzorg, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer in één) maar dat was me een zorg… Een ding was duidelijk: de Britten hadden veel respect voor hun geschiedenis en ze handelen dienovereenkomstig. Alles zag er zelfs in deze decembermaand waarin je echt geen stromen toeristen hoeft te verwachten toch perfect uit. Ik heb echt genoten van m’n bezoek aan Warkworth en Warkworth Castle. Zoals het eerder geciteerde boekje van Ian Smith het al aangaf:

Warkworth is Northumbrian,
Warkworth is romantic!

Voor mij was het ondertussen tijd geworden om maar weer eens naar de caravan van A.G. & Kate terug te keren. Wie weet waren ze ondertussen al wel een beetje wakker geworden en hadden ze plannen voor de rest van deze dag gemaakt. Ik vervolgde m’n wandeling in omgekeerde richting weer terug naar Amble en was een uurtje later weer terug bij de caravan. Onderweg passeerde ik nog de jachthaven van Amble, leuk om even door te lopen, maar verder… M’n veronderstelling was juist, Kate was bezig wat huishoudelijke en administratieve zaken af te handelen en A.G. begon deze dag kalmpjes aan met een goed boek. Natuurlijk was er koffie en waren er ook broodjes (kaas en tomaat of kaas en mosterd). Het duurde niet gauw of we waren weer in allerlei aardige discussies verwikkeld. Deze gingen van George Borrow’s ‘Wild Wales’ (dat ik volgens A.G. nog steeds moest kopen) en ‘Methodist camp meetings’ tot aan de verschillende dingen die er over de laatste paar dagen misgegaan waren en die voor de nodige kleine ergernisjes zorgden. Tegen een uur of drie kwam het besef dat we, als we deze middag nog iets anders wilden dan in de caravan te blijven zitten, er nodig er op uit moeten. Met een noodgang reden we weer terug naar Alnwick, de plaats waar we ook al eerder waren.

Terug in Alnwick werd er ’n gezamenlijk bezoek gebracht aan een ‘bookseller’ (= boekenverkoper) in een ‘bookcellar’ (=boekenkelder). Bij deze gelegenheid was het A.G. weer die mij qua aanschaffen overtroefde (dat deed hij met een zekere regelmaat). Steeds wist hij dingen te vinden die hij of aan z’n eigen (inmiddels indrukwekkende) verzameling toe wilde voegen, of anders op een min of meer slinkse wijze aan mij zou proberen te slijten. Ik vond het best. In de regel waren A.G.’s prijzen voor mij nog wel op te brengen. De rest van de middag werd afgesloten door een klein gezellig etentje in ‘The King’s Place’, een gezellig klein restaurantje dat met nadruk z’n christelijke identiteit profileerde. Onze maaltijd bestond uit de in dit land immer aanwezige ‘jacket potato’ en een frisse salade; een eenvoudige doch voedzame maaltijd…

De jacket potato (gepofte aardappel in de schil) was destijds een simpel en goedkoop gerecht. In mijn geval vaak met tonijnsalade en rode ui. Lekker hoor! Tijdens dit soort reizen met A.G. & Kate gebeurde het regelmatig dat we twee dagen achtereen op dezelfde plek hetzelfde gerecht aten…

Vanaf Alnwick gingen we deze avond, zo laat was het ondertussen geworden, naar Widdrington Station, een klein dorp in de onmiddellijke omgeving van Amble en slechts een kilometer of vijf van Warkworth. De heroïsche dood van de man waar Widdrington naar genoemd is staat ook ergens beschreven:

Turning inland from amble or Warkworth, or by following a road leading from Druridge Bay, about two miles from the coast, is the village of Widdrington. The station is on the main line, but the village is a mile and a half off. Chevy Chase has handed down to us forever the memory of Widdrington, the doughty ‘Squyar of Northum-barlonde Ric. Wytharyngton was his nam’. It shall never be told in Sothe Ynglonde, he says. To kyng Henry the fourth for sham. I wat yone byn great lordes twan. I am a poor squyar of lande; I wyll never se my captayne fyght on a fylde. And stande myselfe and loocke on. For Wytharyngton my harte was woe, That ever he slayne shulde be, For when both his leggis were hewyne in to. Yet he knyled and fought on hys kni. Bron: Highways and Byways in Northumbria; P. Anderson-Graham (1920).

Er ging zelfs een verhaal dat de mensen uit Widdrington en een paar andere dorpjes in de buurt ooit een Franse invasie teniet hadden gedaan. Een ‘parish book’ gaf hier blijk van; het verhaal was echter nooit in de geschiedenisboeken opgenomen. Het hierboven aangehaalde boek bevatte de bewuste tekst…

July 31st, 1692. Collected in ye parish church of Billingham in ye Countie pallatine of Durham, for a briefe for ye inhabitants of Druidge, Widdrington, Chibborne, for a losse by ye French landing there, three shillings, seven pence.

Het zal u waarschijnlijk niet zo veel zeggen, maar ’t zijn allemaal wat kleinere plaatsen in het noordoosten van Engeland. A.G. & Kate waren hier het voorgaande jaar geleden ook al eens geweest. Toen was hun optreden in deze streek geen overdonderend succes en in de Landrover op weg naar dit optreden werd er dan ook uitgebreid over gesproken.

Hoe verschillend de komst van A.G. & Kate in de verschillende gemeenten werd opgepakt en hoeveel verschil er was in de aanpak van de publiciteit… De mensen in Widdrington Station hadden in elk geval voor deze vrijdagavond erg goed hun best gedaan, want we zagen voldoende affiches in het dorp hangen en kort nadat we aangekomen zijn zit de kerk al goeddeels vol.

Een aangename bijkomstigheid hierbij was dat we, zoals wel vaker tijdens deze tournee, aardig ‘precies op tijd’ aanwezig waren. Hier hadden ze een eenvoudige simpele houten kerk, eentje van het soort dat we bij ons wel kennen als een noodlokaal voor een school of iets dergelijks; van die tijdelijke gebouwen met een redelijk permanent karakter. Natuurlijk lukte het ons weer om in een sneltreinvaart de installatie naar binnen te slepen en op te bouwen en te soundchecken.

Terwijl A.G. & Kate zich in hun podiumkleren omkleden zat de kerk al volledig vol; de lege stoelen waren op. De kerk zit deze avond zelfs zo vol dat ik op de eerste rij plaats moest nemen en niet zoals wel vaker gebeurde, ergens in het midden een plekje zocht. Slechts in één van de banken zouden er nog een paar mensen bij kunnen. A.G. & Kate waren helemaal opgetogen, zij noemen het feit dat er ruim vijf keer (!) zoveel mensen in de kerk aanwezig waren ten opzichte van de vorige keer dat ze hier waren een ‘act of worship’. De eerdere discussies in de Landrover werden ter plekke vergeten…

Tony begon ook deze avond met gebed en introduceerde vervolgens A.G. & Kate bij het in ruime mate aanwezige publiek. Hij benadrukte op een erg fraaie manier het gegeven dat de mensen gratis naar binnen mochten om naar A.G. & Kate te komen luisteren, maar dat ze, voordat ze kerk konden verlaten, wel degelijk zouden moeten betalen. ‘Uittree’ in plaats van ‘entree’ dus. Er zou dus voordat iedereen het pand had verlaten een collecte voor A.G. & Kate gehouden worden. Natuurlijk werd het belang van deze collecte ook duidelijk gemaakt; het gegeven dat A.G. & Kate er hun vertrouwen in hadden gesteld dat zij door middel van het evangelie op deze manier in verschillende plaatsen te presenteren in hun levensonderhoud zouden worden voorzien. Voor mijn gevoel (en ook dat van Tony Buglass) was dat beslist een ‘act of faith’.

De avond werd deze keer begonnen met een hymne die niet door Charles Wesley maar door Robert Robertson geschreven was. ‘Come Thou fount of every blessing’ is te vinden op de LP ‘O let me commend my Saviour to you’. In het boekje bij deze LP is ook meer te lezen over de discussie rond de schrijver(ster) van deze hymne. Er zijn in principe twee verschillende aannames. De eerste is dat Robert Robertson (een Baptistendominee) de hymne schreef, de tweede is dat Lady Huntingdon de hymne in concept geschreven heeft en dat Charles Wesley de tekst geredigeerd heeft. De meeste hymnbooks vermelden echt Robert Robertson als de schrijver. U kunt een en ander uiteraard nalezen en op basis daarvan uw eigen mening over deze materie vormen. De tekst laat zich lezen als een gebed en zet voor mij de juiste toon voor deze dienst.

Come, Thou fount of every blessing,
Tune my heart to sing Thy grace;
Streams of mercy never ceasing
Call for songs of loudest praise.
Teach me some melodious measure
Sung by flaming tongues above;
O the vast, the boundless treasure
Of my Lord’s unchanging love!

Here I raise my Ebenezer;
Hither by Thy help I’m come;
And I hope, by Thy good pleasure,
Safely to arrive at home.
Jesus sought me when a stranger,
Wandering from the fold of God;
He, to rescue me from danger,
Interposed his precious blood.

O to grace how great a debtor
Daily I’m constrained to be!
Let that grace, Lord, like a fetter,
Bind my wandering heart to Thee;
Prone to wander, Lord, I feel it,
Prone to leave the God I love;
Take my heart, O take and seal it,
Seal it from Thy courts above!
Amen.

Het eerste (vetgedrukte) couplet werd door A.G. & Kate als refrein gebruikt. Vroeger schijnen er vier coupletten van deze hymne geweest te zijn, maar tot dusverre heb ik nog nergens het ontbrekende couplet kunnen vinden. A.G. en Kate schreven in het bij de desbetreffende LP horende boekje precies hetzelfde, het zal dus wel niet aan mij hebben gelegen. A.G. had het er over dat het vierde couplet te ‘morbid’ (zwartgallig) was en dat het waarschijnlijk daarom uit deze hymne weggelaten werd.

Vanuit deze hymne sprak een soort hoop; het was echter de ‘assurance’, de zekerheid waar we het al eerder over hadden. Op dit punt in het optreden trok A.G. de vergelijking met het Bijbelgedeelte waarin Jezus zegt dat diegenen die gezond zijn geen dokter nodig hebben, maar juist diegenen die ziek zijn. evenzo is Hij gekomen voor de zondaars.

Now it happened, as He was dining in Levi’s house, that many tax collectors and sinners also sat together with Jesus and His disciples; for there were many, and they followed Him. And when the scribes and the Pharisees saw Him eating with the tax collectors and sinners, they said to His disciples, ‘How is it that He eats and drinks with tax collectors and sinners?’ When Jesus heard it, He said to them, ‘Those who are well have no need of a physician, but those who are sick. I did not come to call the righteous, but sinners, to repentance’. Bron: Marcus 2: 15 – 17.

A.G. liet Kate daarna het eerste couplet van ‘O for a thousand tongues to sing’ citeren. Duidelijk was hier weer de zorgvuldige (geestelijke) opbouw van het programma zichtbaar. Er werden niet zomaar een paar hymns gezongen en aan elkaar gepraat, maar er werd een zorgvuldig opgebouwd programma gepresenteerd, duidelijk gericht op de geestelijke activering van de luisteraars.

O for a thousand tongues to sing
My great Redeemers praise,
The glories of my God and King,
The triumphs of His grace!

‘Come let us join our friends above’ was de volgende hymne. De tekst hiervan kunt u nalezen in het artikel ‘Sunday morning singings’, dat indertijd ook in C.A.G.M.I.T.O.T. # 40 heeft gestaan. A.G. gebruikte een erg mooie omschrijving voor degenen die ons zijn voorgegaan; ‘absent from the body, present with the Lord’ (lichamelijk afwezig, maar aanwezig in de Heer). Ook het overlijden van A.G.’s vader verschillende jaren terug terwijl A.G. & Kate op tournee in Shetland waren kwam in de context van deze hymne ter sprake. Alle draait om ons doel in het leven. Wat is ons doel? De hemel? Deze vragen leiden de volgende hymne in. Al vaak was deze hymne aangekondigd als een van de mooiste Charles Wesley hymnen op A.G. & Kate’s repertoire. ‘O, love Divine, how sweet Thou art’ werd door A.G. begeleid op de autoharp en was inderdaad een prachtige hymne. Voor mijn gevoel was het zeker een van de mooiste op A.G. & Kate’s repertoire. Al eerder stond de tekst van deze hymne in C.A.G.M.I.T.O.T. # 36, maar omdat het zo’n mooie en goede tekst is volgt hij hier nog een keer.

O, love Divine, how sweet Thou art!
When shall I find my longing haert
All taken up by Thee?
I thirst, I faint and die to prove
The greatness of Thy redeeming love,
The love of CHRIST to me.

Stronger His love, than death or hell;
Its riches are unsearchable:
The first-born Sons of light
Desire in vain its depths to see;
They cannot reach the Mystery
The Lenght an Breath, and Height.

God only knows the love of God.
O, that it were abroad
In this poor stoney heart.
For love I sigh, for love I pine:
This only Portion, Lord be mine,
Be mine this Better part!

O, that I could forever sit,
With Mary, at the Master’s feet!
Be this my Happy Choice!
My only care, Delight and Bliss,
With joy, my Heav’n on Earth be this,
To hear the Bridegroom’s Voice.

O, that with humbled Peter I
Could weep, believe, and trice reply,
My Faithfulness to prove!
Thou know’st, for all to Thee is known
Thou know’st, O Lord, and Thou alone,
Thou know’st that Thee I love.

O, that I could, with favour’d John,
Recline my weary head upon
The dear Redeemer’s Breast!
From care, and sin, and sorrow free,
Give me, O Lord, to find in Thee,
My everlasting Rest.

Thou only love, do I require,
Nothing on Earth beneath desire,
Nothing in Heaven above:
Let Earth and Heaven, and all things go,
Give me Thine only love to know,
Give me Thine only love.

Al een keer eerder waren de Bijbelreferenties die aan deze hymne ten grondslag lagen uitgebreid aan de orde geweest. ‘k Zal dat deze keer echter dan maar achterwege laten. Als je echter de tekst van deze hymne goed doorleest, dan is eigenlijk een verdere toelichting overbodig, want zo prachtig en duidelijk is deze tekst.

Na het zingen van deze hymne vertelde A.G. een verhaal over een vrouw die elke zondag laat in de kerk aankwam, steeds achter in de kerk vlak bij de deur ging zitten en als een van de eersten weer vertrokken was. Op een goede dag was de dominee haar te vlug af en vroeg haar waarom ze niet bij de andere gemeenteleden ging zitten, dat zou toch een stuk gezelliger zijn. Haar antwoord was ‘I want to stay out of hell, but only just…’ Dit verhaaltje stond in het teken van onze doelen in het leven en werd door A.G. gekoppeld aan een Bijbellezing uit het eerste hoofdstuk van Johannes (vers 40) waarin wordt gesproken over de roeping van Andreas.

One of the two who heard John speak, and followed Him, was Andrew, Simon Peter’s brother. He first found his own brother Simon, and said to him, ‘we have found the Messiah’ (which is translated, the Christ). And he brought him to Jesus.

Deze Bijbellezing leidde weer tot een verhaal over John Nelson, de lekenpredikant uit Birstall. Een paar dagen terug waren we in Birstall (bij Batley) geweest en hadden daar de sporen van John Nelson gevonden. Deze keer was A.G. echter de weg in z’n boek(en) kwijt en moet hij het verhaal uit het hoofd vertellen. Het maakte niet zo veel uit, de essentie van het verhaal was er niet minder om. Omdat, volgens Dr. Sangster, de ‘summons to rejoice’ (de oproep tot vreugde) zeventig keer in het Nieuwe Testament vermeld staan volgde daarna ‘My heart is fixed Eternal God’; geen tekst van Charles Wesley deze keer maar eentje van Richard Jukes (‘The bard of the poor’), maar daarom niet minder opgewekt. Een tekst trouwens die sprak over het geloofsvertrouwen van iemand die z’n Redder gevonden had. Tijdens de collecte speelden A.G. & Kate een instrumentale versie van ‘We know by faith, we surely know’, onmiddellijk gevolgd door # 264 uit het nieuwe hymnbook; ‘Jesus, the name high over all’.

Vlak voor het laatste refrein van deze hymne kreeg A.G. het idee om ook in deze kerk een paar boeken weg te geven. Al eerder heeft hij dat gedaan, de mensen reageerden er toen een beetje wantrouwig op… A.G. & Kate gaven in een dergelijk geval een paar boeken uit hun verkoopbak met aanbiedingen weg aan de mensen uit het publiek. De enige voorwaarde om een dergelijk boek in ontvangst te kunnen nemen was dat je binnen een termijn van 6 maanden schriftelijk naar A.G. & Kate moest reageren en je mening over het boek kenbaar moest maken. Deze actie werd gekoppeld aan de collecte en aan de vierde regel van het vierde couplet van ‘My heart is fixed, Eternal God’.

Let others boast of heaps of gold,
Christ for me;
His riches never can be told,
Christ for me;
Your gold will waste and wear away,
Your honours perish in a day;
My portion never can decay,
Christ for me, Christ for me.

De actie met betrekking tot het weggeven van de (goedkopere) boeken was gelijk ook het einde van het optreden hier in Widdrington Station. We bleven uiteraard nog wat napraten met de mensen uit deze gemeente. Mary Williamson, een vrouw die de hele avond achter me zat, had op mij een redelijke (u weet wat ’n Groninger hier mee bedoeld…) indruk achtergelaten; naderhand bleef ze nog even een tijdje staan praten en kocht een paar boeken van Leslie D. Weatherhead. Nog jaren later kreeg ik elk jaar een kerstkaart van Mary uit Morpeth…

Al met al verkochten we vrij veel deze avond, niet dat het doel van een dergelijke avond was, maar het was zeker voor A.G. & Kate een aardige bijkomstigheid. Qua sfeer en spiritualiteit was deze avond zeker een van de beste van deze tournee (we moeten Batley natuurlijk niet vergeten!).

Hortend en stotend reden we uiteindelijk midden in de nacht weer terug naar Amble. A.G. & Kate bleven alleen nog even een broodje eten voordat ze naar de caravan afreisden. Ik bleef nog ruim een uur met Tony en Margy zitten om de zaken van deze dag nog eens rustig de revue te laten passeren. De ellende was dat ik – zoals gebruikelijk – na een dergelijk optreden volledig over m’n slaap heen was, terwijl m’n gastheer en -vrouw gezamenlijk vonden dat de dag lang genoeg geduurd had. Tegen de tijd dat ik dat door begon te krijgen werd het tijd dat ik met een aardig boek onder de arm m’n bed maar weer eens opzocht…

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.

Vorige post Volgende post